Lieve Ziya, makkertje
Wat hebben mama en papa het mooi gehad met jou. Wat hebben we fijn samen geslapen, naar elkaar gekeken, gelachen, gewandeld, geknuffeld, gedanst en gezwierd. Wij zijn je zo dankbaar voor de vijf weken dat we je hebben mogen kennen in de aardse bestaanswereld.
En door het immense, hartverscheurende verdriet en alle tranen heen van het fysieke gemis op de aardse vlakte, ervaren en voelen we ook een enorme blijdschap en vreugde.
Want vlak voordat je ziel terugging naar de liefdevolle bron kwam deze naar mij, je papa toe. In een andere kamer van het ziekenhuis waar ik en mama lagen te slapen. Met mijn ogen dicht lag ik daar met mijn handen op mijn buik. Je ziel verscheen voor het middelste van mijn voorhoofd waar zich een wereld ontvouwde in de meest intense, kleurrijke, kalme, vreugdevolle en liefdevolle gloed die met geen pen te beschrijven valt. Een grote angst nam bezit van mij en probeerde mij gesloten te houden en je te vragen of je alsjeblieft terug wilde gaan naar je lichaam vol slangetjes, vijf kamers verderop. Zonder iets te zeggen lachte je alleen maar naar mij. En ik wist en voelde dat ik mij volledig moest overgeven aan jou en ontspande. Toen ik zag hoeveel krachtiger jouw ziel is dan de mijne barste ik in tranen uit.
Ik vroeg of we het wel goed hadden gedaan. Je vertelde mij dat wij liefdevolle papa en mama waren geweest en dat je het zo fijn had gevonden ook met alle broers & zussen, opa’s & oma’s, ooms & tantes en verwanten.
Vervolgens liet je een wolk van pure vergevingsgezindheid zien. Dat we ons nergens schuldig over hoefden te voelen. Dat we er met zijn allen op geen enkele manier iets aan hadden kunnen veranderen. Mijn adem stokte door de grootsheid en zuiverheid van jouw rang.
Je nam het over en vertelde mij dat je naar een plek ging waar we met zijn allen weer samen zouden zijn. Een plek waar wij met zijn allen eeuwig samen zouden zijn met alle kinderen en dierbaren. Je liet mij kort voelen en zien dat die wereld onmetelijk veel mooier is en met een rust en kalmte begiftigd waar woorden hier onmetelijk te kort schieten om maar een glimp hiervan te vangen. Ik wilde direct met je mee naar die plek. Je stopte mij. Jullie hebben nog veel te doen samen en zullen dienstbaar moeten zijn, zei je. Pas daarna.
Daarna vroeg je mij om goed voor je mama te zorgen. Dat je haar in haar dromen zou komen helpen. Ik vroeg je nogmaals om terug te gaan naar je lichaam. En je vertrok. Ik dacht dat je terug was gegaan naar je lichaam en had nog hoop en misschien was je er ook nog even kort. Maar later besefte ik dat je in zuidoostelijke richting was vertrokken. Er daalde een diep weten in mij. Tot in de laatste cel. Weer vloeiden tranen over mijn wangen.
Een kwartier later kwam een team van zes artsen ons vertellen dat jouw hersenen en de toestand daarvan niet meer vielen te verenigen met het aardse bestaan.
Goddelijke Tuin
… er is een Goddelijke Tuin. Mensen zijn bomen die daarin groeien. De Tuinman is onze Vader. Wanneer Hij een boompje ziet op een plaats die te klein is voor zijn ontwikkeling, bereidt Hij een geschikte en mooiere plaats voor, waar hij kan groeien en vrucht dragen.
Dan verplant Hij dat boompje. De andere bomen zijn verwonderd en zeggen: “Dit is een mooi boompje. Waarom trekt de Tuinman het uit de grond? Maar alleen de Goddelijke Tuinman weet de reden.
Je huilt zegt de Tuinman… maar als je de schoonheid kon zien van de plaats waar hij is, zou je niet langer bedroefd zijn. Uw kind is nu vrij, en zingt als een vogel goddelijke, vreugdevolle melodieën. Als je die heilige Tuin kon zien, zou je niet meer tevreden zijn om hier op aarde te blijven. Toch is dit waar uw plicht nu ligt.
– ‘Abdu’l-Bahá
Bevrijd
O gij geliefde dienares van God, hoewel het verlies van een zoon inderdaad hartverscheurend is en de grenzen van het menselijk uithoudingsvermogen te boven gaat, toch is iemand die weet en begrijpt ervan verzekerd dat de zoon niet verloren is gegaan, maar uit deze wereld in een andere is gestapt, en zij zal hem vinden in het goddelijke rijk. Die hereniging zal voor eeuwig zijn, terwijl in deze wereld scheiding onvermijdelijk is en een brandend verdriet met zich meebrengt…
Dat geliefde kind richt zich tot u vanuit de verborgen wereld: “O lieve moeder, dank de goddelijke Voorzienigheid dat ik bevrijd ben uit een kleine en sombere kooi en, zoals de vogels van de weiden, ben opgestegen naar de goddelijke wereld – een wereld die ruim en verlicht is en altijd vrolijk. Klaag daarom niet, moeder, en wees niet bedroefd; ik behoor niet tot de verlorenen, noch ben ik uitgewist en vernietigd. Ik heb de sterfelijke vorm afgeschud en mijn banier gehesen in deze geestelijke wereld. Na deze scheiding volgt eeuwig samenzijn. Je zult me vinden in de hemel van de Heer, omgeven door een oceaan van licht.
– ‘Abdu’l-Bahá
Vrijgevig
‘Abdu’l-Bahá had een lief zoontje, Husayn genaamd, dat ziek werd en stierf toen hij vijf jaar oud was. Enkele Arabieren die in de stad Akka woonden, kwamen zeggen hoezeer het hen speet.
‘Abdu’l-Bahá glimlachte naar hen en vroeg: “Denken jullie dat God vrijgevig is?”
“Ja, inderdaad,” zeiden de mannen. “Hij heeft ons alles gegeven.”
“Denken jullie,” zei de Meester, “dat een vrijgevig mens iets zou geven en het vervolgens weer zou wegnemen?”
“Natuurlijk niet!” zeiden de mannen verbaasd.
“Welnu,” antwoordde de meester, “God was vrijgevig en gaf mij een zoontje. Hij heeft hem niet weer weggenomen – Hij bewaart hem voor mij.”
– ‘Abdu’l-Bahá
En nu wat betreft uw vraag over de ziel van de mens en haar voortbestaan na de dood
Weet waarlijk dat de ziel na gescheiden te zijn van het lichaam zich verder ontwikkelt tot zij de nabijheid van God bereikt, in een staat en toestand die noch het verloop van jaren en eeuwen noch de veranderingen en wisselvalligheden van deze wereld kunnen wijzigen. De ziel zal voortbestaan zolang als het Koninkrijk van God, Zijn soevereiniteit, Zijn heerschappij en macht duren. Zij zal de tekenen en eigenschappen van God manifesteren en Zijn goedertierenheid en milddadigheid openbaren. De beweging van Mijn Pen stokt, wanneer zij tracht een passende beschrijving te geven van de verhevenheid en heerlijkheid van zulk een hoge staat.
De eer waarmede de Hand van Genade de ziel zal bekleden, kan geen tong passend schilderen noch enig ander aards middel weergeven. Gezegend de ziel die op het uur van scheiding van het lichaam bevrijd is van de ijdele verbeeldingen der wereldse mensen. Zulk een ziel beweegt en leeft naar de Wil van haar Schepper en gaat het allerhoogste Paradijs binnen. De Maagden des Hemels, de bewoners van de verhevenste verblijven, zullen zich rondom haar bewegen, en de Profeten Gods en Zijn uitverkorenen zullen haar gezelschap zoeken. Met hen zal die ziel zich vrijelijk onderhouden en zal hun verhalen van hetgeen zij had te verduren in het pad van God, de Heer aller werelden. Zou aan enig mens worden verteld wat voor zo’n ziel is beschikt in de werelden van God, de Heer van de troon in den hoge en hier op aarde, dan zou zijn hele wezen onmiddellijk in vuur en vlam raken in het grote verlangen die verhevenste, geheiligde en schitterende staat deelachtig te worden….
De gesteldheid van de ziel na de dood kan nooit worden beschreven, en evenmin is het gepast of geoorloofd haar gehele wezen aan ‘s mensen oog te onthullen. De Profeten en Boodschappers van God zijn neergezonden met het enige doel de mensheid te leiden naar het rechte Pad der Waarheid. Het doel dat aan hun openbaring ten grondslag ligt, is alle mensen op te voeden, zodat zij in het stervensuur in de uiterste zuiverheid en heiligheid en volkomen onthecht op kunnen stijgen naar de troon van de Allerhoogste. Het licht dat deze zielen uitstralen veroorzaakt de vooruitgang van de wereld en de ontwikkeling van haar volkeren. Zij zijn als de zuurdesem dat de wereld van het bestaan doortrekt en zij vormen de bezielende kracht waardoor alle kunst en wonderen van de wereld zichtbaar werden. Door hen doen de wolken hun milddadige regen neerdalen op de mensen, en brengt de aarde vruchten voort. Alles moet een oorzaak, een stuwende kracht, een bezielend beginsel hebben. Deze zielen en zinnebeelden van onthechting zijn en zullen de voornaamste stuwkracht blijven in de bestaanswereld.
Het hiernamaals verschilt evenveel van deze wereld als deze wereld verschilt van die van het kind dat nog in de moederschoot is. Wanneer de ziel de tegenwoordigheid Gods bereikt, zal zij de vorm aannemen welke het beste past bij haaronsterfelijkheid, en haar hemelse verblijf waardig is. Zulk een bestaan is voorbijgaand en niet absoluut, aangezien het eerste wordt voorafgegaan door een oorzaak, terwijl laatstgenoemde daar onafhankelijk van is. Het absolute bestaan is uitsluitend aan God, verheven zij Zijn heerlijkheid. Wel gaat het hen die deze waarheid verstaan.
– Bahá’u’lláh